Gangreen 1 'Black Venus'

 

‘Black Venus’ is het eerste boek uit de vierdelige "Gangreen"-cyclus die Jef Geeraerts heeft geschreven. Het verhaal speelt zich af vanaf 1955 tot 1966, de periode waarin Congo een Belgische kolonie was. In het verhaal is Geraerts in de Congolese stad Bumba tewerkgesteld als assistent gewestbeheer. Hij verblijft er samen met zijn Belgische vrouw, en ook zijn kinderen zijn daar geboren. Veel liefde voelt hij echter niet meer voor zijn vrouw en huwelijkstrouw staat niet in zijn woordenboek. In zijn functie komt hij vaak in contact met de plaatselijke zwarte bevolking waarbij hij deze zwarte cultuur in al zijn facetten leert kennen. De titel ‘Black Venus’ verwijst ontegensprekelijk naar de vele zwarte venusheuvels die Geeraerts in Congo vanbinnen en vanbuiten leerde kennen. 

Het schrijven van dit boek (of de boekenreeks) was voor Geraerts een zekere zuivering van een gevoel dat hij vergeleek met de ziekte gangreen. Geraerts zei zelf over zijn eerste boek: “Sommige gedeelten gingen reeds tot ontbinding over, want ik had te lang gewacht. Toen begon ik ze één voor één af te hakken. Dit is het verhaal van het eerste litteken.”

 

Het boek werd geschreven vanuit de belevende ik-verteller: de lezer beleeft alles door de ogen van Jef Geraerts, ook al wordt het hoofdpersonage nooit bij naam genoemd. Het verhaal begint in medias res, waarbij de schrijver de lezer een terugblik gunt: “God in de hemel, het is nu al 1967 en wat ik hier ga vertellen gebeurde heel in het begin van die heidense, heilige periode, in het jaar 1955, het jaar van de basalten maagd ha”. Het maakt ook meteen zijn afkerige standpunt duidelijk tegenover de Katholieke kerk. De lezer komt onmiddellijk terecht in een seksscène met een 13-jarig zwartje waarmee hij zijn seksuele fantasieën ten uitvoer brengt. Gedurende het verdere verhaal is zijn leven in Congo een aaneenschakeling van decadente drankorgieën en seksfestijnen met tientallen plaatselijke schoonheden. Naar zijn vrouw en kinderen kijkt hij weinig of niet om. Elke zwarte vrouw die zijn pad kruist, belandt in zijn bed of op de keukentafel. 

Ook zijn werk lijkt eraan onderschikt of is een vlucht om zijn lusten te bevredigen. Enkele slaven zijn bij hem in dienst, en aanschouwen alle schunnigheden van hun meester zonder een vin te verroeren. Om deze reden heeft het boek naast een pornografische, ook een racistische inslag. Eén van de minnaressen die een grote rol speelde in het verhaal was Mbala, waarmee hij een stomende relatie beleefde. Mbala is uiteindelijk gestorven, en hij bleef steeds zijn minnaressen vergelijken met haar. Naar het einde van het verhaal wordt zijn minnares Catherine een goede vriendin van zijn eigen vrouw. De interesse in zijn eigen vrouw neemt toe wanneer hij zichzelf de bezitter kan noemen van twee vrouwen: zijn vrouw en Catherine.  

Het verhaal is geschreven alsof de auteur één lange woordenbrij wou spuien, met weinig punten en des te meer komma’s waardoor ellenlange zinnen gevormd worden. Het verhoogt de snelheid van het verhaal, maar het is wel even wennen. Het verhaal springt van de ene seksuele extase naar de andere en is doorspekt met indrukwekkende citaten. Geeraerts spuwt meermaals zijn gal over de visie van de Kerk op liefde en seks.Het verhaal is chronologisch-successief opgebouwd volgens de jaartallen en de functies die hij uitoefent. Het aantal vrouwen die hij neemt zal ook wel enige chronologie bevatten, maar hier ben ik eerlijkheidshalve de tel verloren. Het verhaal heeft een gesloten einde: onlusten hebben geleid tot de onafhankelijkheid van Congo, en hij moest net zoals vele andere blanken ijlings het land verlaten. 

De cover van het boek beeldt –hoe kan het ook anders- een zwarte schoonheid af. Ongetwijfeld een uiterst toepasselijke cover bij het verhaal. Het verhaal verloopt over verschillende jaren, waardoor er tijdsverruiming optreedt. De schrijver maakt vaak gebruik van typisch Afrikaanse woorden: de barza (terras) of anzenze (clitoris) om er maar enkele te noemen. Uiteraard maakt hij ook veel gebruik van lokale plaatsnamen. Soms waren de eigennamen van plaatsen en personen moeilijk uit elkaar te houden als niet-native speaker. Het hoofdpersonage en de nevenpersonages zijn allemaal vlakke en statische personages: zij evolueren niet gedurende het verhaal. Het verhaal is niet ingedeeld in hoofdstukken en speelt zich grotendeels af in zijn Congolese buitenverblijven of hotelkamers. Het verhaal straalt zeker couleur locale uit: het boek ademt de zwoele, vochtige lucht uit die eigen is aan de tropen.

Tijdens het lezen van het boek had ik best wel medelijden met de personages. De ik-figuur beleeft geen plezier aan zijn werk, heeft geen liefde voor zijn vrouw of kinderen, bekijkt zijn slaven en minnaressen neerbuigend…Hij is voortdurend op de vlucht en op zoek naar iets waarvan hij weet dat het hem geen blijvend genot of rust zal schenken. 

Volgens mijn bescheiden opinie is het boek weinig gevarieerd: benen open en dicht, de smaak wegspoelen met sloten sterke drank, roes uitslapen en…next! Die carrousel van seks en nog meer seks begon door de lange duur wel te vervelen, al leest het boek wel vlot. Opvallend is dat Geraerts weinig omfloerst taalgebruik gebruikt: qua sekswoordenboek kan dit tellen. Meer zelfs, ik heb nog nooit een boek gelezen waarin zoveel het woord clitoris vernoemd werd, al is dit nu niet echt iets waar ik mee wil of kan uitpakken. Verder vond ik dat er ook wel neerbuigend werd geschreven over ‘die negers’ en ook van enig seksisme is hij niet vies. Of hoe moet ik hetvolgende citaat plaatsen ‘het enige waar een vrouw goed in is, is een kut zijn.’ Pardon?