De helaasheid der dingen
In ‘De helaasheid der dingen’ zoekt Dimitri Verhulst in zijn boek naar de mooiste beschrijvingen voor het marginaalste stukje Vlaanderen. In de film gaat regisseur Felix Van Groeningen op zoek naar de treffendste beelden en dialogen voor hetzelfde marginale stukje Vlaanderen. De ‘helaasheid’ is waar zowel het boek als de film om draaien: een algemeen gevoel van treurigheid waar het hoofdpersonage willens nillens is ingerold en niet kan aan ontsnappen.
Zowel het boek als de film benaderen deze helaasheid heel herkenbaar. Beide schetsen een zekere treurnis die de cover van het boek passend aangeeft: een schrale sanseveria (kan het Vlaamser?) die voor een vuil raam geplaatst werd. Gelukkig zijn boek en film wel voorzien van de nodige portie humor, waardoor er niet direct een doos Kleenex moet aangehaald worden.
"Er zijn twee mensen die ik haat"
'De helaasheid der dingen’ beschrijft de jeugdervaringen van Dimitri Verhulst, geprojecteerd op een fictief gezin. De grote lijnen van de autobiografie van Verhulstzijn zowel in het boek als de film terug te vinden. Toch is er een zekere gevoeligheid gelegd in het boek, die minder terug te vinden is in de film. De verhalen in het boek worden verteld door de auteur zelf als ik-verteller. Het boek bevat twaalf hoofstukken die als aparte anekdotes kunnen beschouwd worden.
Bij aanvang van het verhaal is hij dertien jaar, en gedurende het verloop van het verhaal wordt hij ouder. Dit is meteen het nadeel van het boek: de tijdssprongen zijn niet altijd even duidelijk. Sommige levensgebeurtenissen worden niet uitdrukkelijk vermeld, en dat is best wel verwarrend. Zo kan de lezer afleiden dat hij als kind werd opgenomen in pleeggezinnen, dat zijn vader is overleden en dat hij zelf zijn geboortedorp heeft verlaten zonder dat dit expliciet gezegd wordt. De gevoelens die gepaard gaan bij de geboorte van zijn zoontje Joeri worden dan weer uitgediept. Ik citeer: ‘Er zijn twee mensen die ik haat (…). Twee vrouwen. Uit de ene was ik geboren, de andere was op dat ogenblik mijn kind aan het baren. (…) Misschien wordt het toch nog dood geboren, en waren al mijn muizenissen voor niets geweest. Het beste hopen.‘ De gevoelloosheid die hij ervaart bij de geboorte van zijn zoon staat in schril contrast met de fierheid die zijn vader Celle overspoelde toen hij zelf werd geboren. Deze wirwar van gevoelloosheid en eerlijkheid maken de passage heel broos en gevoelig. In de film is er van deze gevoeligheid minder sprake.
"Tjleiven begintj ajje gepoept etj"
De humor kwam dan weer beter tot zijn recht in de film. Er werd meer nadruk gelegd op grappige scènes, waarschijnlijk om het melodramatische aspect niet al te zeer te laten doorwegen. Zo is de naakte fietswedstrijd van de nonkels enkel terug te vinden in de film. Daarentegen zingt zijn demente grootmoeder in het boek plots wel de tweede strofe van het pruimenlied mee, wat dan weer werd weggelaten in de film. Jammer, want ik vond an sich een zeer aandoenlijk boekfragment dat zeker ook zijn plaats kon hebben in de film. Naast het feit dat enkele namen werden aangepast ( o.a. nonkel Potrel werd nonkel Petrol en de Zwaren werd den Breejen) is de film is veel plastischer dan het boek. De gebeurtenissen worden nóg platter en dus ook nóg marginaler weergegeven. De losse verzameling anekdotes werd in de film aangepast naar een scenario dat de jeugdervaringen van de hoofdpersoon presenteert als een raamvertelling. De eerder plechtige stijl van het boek is vervangen door het niets verbloemende Aalsterse dialect. Quotes als ‘mij metjen eit oar op eur tetten’ of ‘tjleiven begintj ajje gepoept etj’ zijn gewoon onvergetelijk en typeren de sfeer van de film. Wie hiervan niet houdt, blijft dus beter bij het boek. De sublieme acteerprestaties van Johan Heldenbergh (nonkel ‘den Breejen’), Koen de Graeve (vader Celle), Wouter Henderickx (nonkel Petrol) en Valentijn Dhaenens (de oudere Gunther Strobbe) dragen zeker bij tot de sterkte van de film.
Naast plastisch is de film ook directer. De lelijkheid van de alcoholproblematiek komt scherper naar voor. De nonkels die zich dagelijks in de vernieling drinken, het wakker worden in kots, de goedkope seksavonturen…het maakt de rauwheid zichtbaarder.De meest markante scènes in het boek zijn ook de meest markante scènes in de film. Een van de marginaalste scenes is de alcoholische Tour de France, waarbij de bergen worden vervangen door sterke drank (hoe steiler de bergen, hoe hoger het alcoholpercentage). Doordat Gunther nu zichtbaar is (en niet enkel de verteller) wordt zijn benarde situatie nog verterkt. Als hij zijn eerste vriendinnetje thuisbrengt, is het zijn jongste oom (die zijn oudere broer had kunnen zijn) die ermee in bed duikt. Zo triest! Ik vond het positief dat deze ‘Tour de France’ in de film minder lang werd uitgesponnen dan in het boek waardoor de kijkervaring –lucky me- draaglijk was.
Noch de film, noch het boek proberen medelijden op te wekken. Hoewel de titel anders doet vermoeden, is geen van beiden deprimenerend. Ze hebben allen een gezicht gekregen. Als ik moet kiezen, dan opteer ik toch voor de film. De film heeft zeker gezorgd voor een beeldfunctie bij het boek. Als ik aan de grootmoeder denk, denk ik nu aan Gilda De Bal als ‘meetje’ en dat is ook zo bij de andere personages. De Helaasheid Der Dingen is een door en door Vlaamse film. Enerzijds de decors waarbij vanuit treinperspectief typisch Vlaamse achtertuintjes te zien zijn, anderzijds de zwijnerij, het gevloek, de platte humor. De film is hilarischer dan het boek. Ik hou van Vlaamse films, en de ‘De helaasheid der dingen’ vormt daar geen uitzondering in.